Kikkererwten groeien aan lage struiken met lange geveerde bladeren. De erwten zelf zitten in sterk behaarde lichtgroene peulen, meestal met slechts twee of drie stuks tegelijk. De plant groeit het beste in droge tropische of subtropische klimaten. Het is een zeer oud cultuurgewas, dat misschien al meer dan tienduizend jaar geleden werd aangeplant. Van oorsprong komt de kikkererwtenplant uit Zuidwest-Azië. Nog altijd is het één van de belangrijkste, zo niet dé belangrijkste peulvrucht van India. India is dan ook niet alleen met afstand de grootste producent, maar ook de grootse importeur ter wereld. In de landen rond de Middellandse Zee en in het Midden-Oosten is de plant trouwens eveneens al heel lang in cultuur. Tegenwoordig worden ze over de hele wereld gegeten. Er zijn diverse soorten, waaronder: Kabuli. Veruit het meest algemene ras in Nederland. Vrij groot, rond, crèmekleurig tot geel, de belangrijkste soort in het Midden-Oosten en het Middellandse Zeegebied. Soms ook wel garbanzo genoemd. Desi. De meest oorspronkelijke soort, waar hoogstwaarschijnlijk kabuli ooit uit is voortgekomen. Vrij klein en donker tot bijna zwart, soms ook groen. Deze kikkererwtjes worden zeer veel geteeld in India en andere Aziatische landen. Wordt ook gebruikt om spliterwten te maken voor chana dal. Ceci Neri. Een heel bijzonder Italiaans ras uit Puglia, in het zuidoosten. Pikzwart, vrij klein en krachtig van smaak. Helaas niet of nauwelijks verkrijgbaar buiten Italië.